Echt. Ik heb nog nooit zoveel werk gehad voor een tentoonstelling als nu, en nog nooit zoveel stress. Normaal hang ik op een tentoonstelling schilderijen op die ik in de loop van de voorgaande jaren relatief rustig gemaakt heb. En normaal weet ik ook ruimschoots op voorhand wanneer ik een tentoonstelling ga houden. Nu was niets normaal.
Eind februari wist ik pas met zekerheid dat het project goedgekeurd was. Dat gaf me 3 maanden de tijd. Als je weet dat klei, als die uitgerold is tot platen, minstens 3 weken langzaam moet drogen om niet krom te trekken, dat het bakken een paar dagen in beslag neemt, dat alles 2 keer gebakken moet worden, én dat je op voorhand best de nodige proeven maakt om op basis van die uitslagen je werk verder te ontwikkelen, is dat niets, 3 maanden.
Toch wel een gepaste uitroep, dacht ik zo, gezien het onderwerp . Ik had het zwaar onderschat, de tijd die ging kruipen in het maken van mijn wijwatervaten, maar hier is ze dan toch, de laatste van de reeks. Enfin, toch een stukje van de achterkant. De voorkanten blijven voorlopig geheim, maar de titel is bij deze wel al onthuld : “St-Barbara’s relief”, oftewel “St-Barbara’s opluchting” in het Nederlands.
Nu liggen ze allemaal langzaam te drogen in mijn atelier, tussen kranten en plastiek. Het lijkt eigenlijk eerder op een bezetting als ik het zo bekijk.
Over een 3-tal weken mogen ze de oven in. En dan moet ik ze nog allemaal glazuren… .
Hoe juist, dat ben ik nu aan het uitproberen op andere stukken die ik voor dit doel gemaakt heb. Er gaat dus nog heel wat water naar de zee vloeien voor die reeks op de tentoonstelling hangt. En er gaan nog heel wat zweetdruppels van mijn voorhoofd vallen .
Afgelopen weekend Raku glazuren leren maken (*),
vuurke gestookt (zien stoken),
en 3 pakjes sigaretten gerookt. Dat was in elk geval wat mijn longen ’s avonds dachten. Ze waren mis , het was onderstaande rook:
(*) Raku weekend onder leiding van Geert Van der Borght in KWL Meeuwen