Wanneer het net begonnen is, mijn fascinatie voor steenkool, weet ik niet, maar ik heb een sterk vermoeden dat het gewoon met de paplepel ingegeven is. Al kan het ook al in de moedermelk gezeten hebben, getuige deze mooie foto van de Houthalense schachtblokken, getrokken door mijn moeder. En zoals in elke rechtgeaarde Limburgse familie, hebben zowel mijn vader als mijn grootvader in de mijn gewerkt.
Toen eind jaren ’80 de meeste Limburgse steenkoolmijnen gesloten werden zette dat heel Limburg op zijn kop. Ik zie het nog zo voor mij, de verontwaardiging, de betogingen, en later het verdriet. Vrienden van mij die in de mijn werkten volgden omscholing om in de bouw aan de slag te gaan. En midden deze woelige tijd ‘studeerde’ ik Schilderkunst.
Dankzij papa, onlosmakelijk verbonden met de Houthalense KWB en de Mijnwerkers Brancardiers, ben ik 2 keer mee op mijnbezoek geweest, georganiseerd door deze laatsten. De 2de keer wisten we met zekerheid dat het de allerlaatste keer zou zijn dat we nog de kans hadden om af te dalen: het was maart 1992, eind september zou ook in Zolder, de laatste Limburgse steenkoolmijn, het licht uitgaan.
Ik zat ondertussen op het NHISK in Antwerpen, met heimwee naar Limburg, zwarte schilderijen te maken. En niets is mooier zwart dan steenkool. En niets is meer Limburg dan diezelfde steenkool. En dus moest en zou ik zelf steenkool mee naar boven nemen. Naar het schijnt zou ik alles wat los zat meegenomen hebben :-), gelukkig hielpen Magda en Iris mij dragen.
De krantenartikels die verschenen in de week dat de laatste mijn écht sloot, heb ik altijd bewaard. Net zoals mijn liefde voor de steenkoolmijnen en de mensen die er in werkten.
En waarom vertel ik dit nu allemaal? Zo dadelijk meer in deel 2 ;-).